Dag, beste maat. Je hebt nu het ene mysterie verlaten om het andere te bereiken. Iedereen verwachtte het en toch blijven we verweesd achter, maar niet zonder de heuglijke gedachten aan wat je ons nagelaten hebt.
Als secretaris van onze school zat je wel ergens verborgen in een dossierkamer, maar iedereen kende je, want tijdens de koffiepauze kwam je bij ons in het lerarenlokaal je kopje drinken. Je wilde met ons samen zijn, al wist je, dat je dan ook met veel problemen bestookt zou worden. Iedereen had wel eens last met zijn loon of zijn benoeming. En die problemen wist jij dan telkens op te lossen. De collectieve koffie smaakte zeker beter dan het kopje op je bureau.
Je kende ook alles van belastingen en zeker van belastingsaangiften. Toen ik er na mijn schoolmutatie mee in de knoei zat, loste jij dat voor mij op bij jou thuis en je stuurde me terug naar huis, in de tijd dat promille nog niet bestond, met een glaasje cognac teveel in de lever, zodat de politie onderweg wel wat vraagtekens over mij had. Maar ik kreeg op het einde van het jaar wel wat van de belastingen terugbetaald... Die glaasjes cognac met al de gezellige knusheid erbij hebben we later geregeld herhaald, zij het in aangepaste mate.
Onze gezamenlijke moestuin was je paradepaardje, je speeltuin. Je kon snel en onberispelijk spitten en als onze stukken eindelijk omgelegd waren, kon je het verschil tussen het jouwe en het mijne goed herkennen. Je hebt me alles over de moestuin geleerd. Ik hoefde me geen vademecum daarover aan te schaffen. Je praatte met je plantjes, je aaide ze, je kuste ze en ze waren je in de oogsttijd zo dankbaar, dat ze er altijd groener en groter uitzagen dan de mijne. Die plantentaal moet nog eens door een tuinlinguïst te boek gesteld worden. Het viel je dan ook zwaar toen je door je spierziekte je spade voorgoed in onze zelfgebouwde serre moest opbergen.
Je was ook mijn elitegids in Zwitserland. Waar we ook samen gingen, in Disentis, in Davos, in Wengen en vooral in Sankt Moritz, overal kende je meteen de juiste klimpaadjes. De vakantiegangers waren dol op je en ze gingen niet alleen met jou mee omwille van je vakkennis, maar zeker ook voor de vele prettige kwinkslagen en je gemoedelijkheid onderweg. Want zo was jij ook: steeds positief tegenover iedereen, met de nodige grappen en grollen en met de aanmoediging om in alles vol te houden. Hoewel je spierziekte je in een rolstoel dwong, toch bleef je nog altijd, zij het in mindere mate, genieten van je Appenzeller en ik ben er zeker van dat er in je voorraadkast nog een fles klaarstaat voor mij en voor andere liefhebbers.
Geluk is alles wat men niet vergeet en jou vergeten doen we zeker niet, André. Je vertoeft nu in een gezegend land dat boven de bergen reikt, een land met levend, blinkend water. Je ademt nu zonder belemmering en je geniet van een overmaat aan rust, van stilte, dé stilte, de onophoudelijke vrede. Je weet hoe onafgebroken liefdevol jouw Astrid voor je gezorgd heeft. Zeg ons nu maar, als leidende gids, hoe wij haar verder kunnen steunen.
Marcel werd in 1972 door directeur Karel Raeymaekers aangeworven om in het eerste en tweede jaar van het VSO Technologische Opvoeding te geven, nadien tot in de derde graad. Vermits dit een nieuw vak was werd hij met zijn goede vriend Jan Huysmans naar vele colleges in Vlaanderen uitgestuurd om dit vak voor te stellen. Ondertussen zat hij ook in de leerplan-commissie, leidde hij vele nieuwe TO-leraren op en had hij de Piustien-microbe van het handboekschrijven te pakken. Typerend voor Marcel was zijn hulpvaardigheid naar jonge collega-beginners toe. Nooit kon je iets verkeerd vragen en steeds stond deze duizendpoot en uitstekend leraar klaar om uitgebreid te helpen en waardevolle tips te geven. Van meetafaan opende hij zijn ‘café repair’ avant la lettre en kon iedereen met allerlei apparaten bij hem terecht. De lachwekkende anecdotes gerelateerd aan zijn depannages als ‘Marcel Herstel’ zijn ontelbaar.
In de zomer van 1987 kreeg Marcel het aanbod om onderdirecteur te worden in de HAM-Hogeschool in Mechelen maar vooraleer hij vertrok vroeg hij de toestemming aan de directie want hij wilde ‘zijn piustien’ niet teveel problemen bezorgen met zijn vertrek.
Marcel was ook jarenlang voorzitter van het plaatselijk schoolcomité van Pius X en na de herstructurering van het schoolbestuur werd hij lid van de Algemene Vergadering. Ondertussen stond Pius X voor twee grote bouwprojecten en terwijl andere scholen voor de opvolging van zulke projecten een bouwadviseur aanwierven, vroeg men in ons geval aan Marcel om deze taak op zich te nemen, omwille van zijn grote ervaring én nuchtere kijk. Steeds was hij op post op de vele vergaderingen en werfbezoeken ook toen het voor hem hoe langer hoe moeilijker werd om zich te verplaatsen. Zijn adviezen getuigden steeds van gezond verstand en hij heeft die projecten mee tot een goed einde gebracht. Ze houden de herinnering aan Marcel levendig.
‘Neen zeggen’ stond niet in Marcel’s woordenboek en behulpzaam? Je moest maar A zeggen en B was al klaar. Zo waren Paul Cautreels en ik zeer blij dat hij ons reisleidersgroepje van PTT – Pius Tien Travel Team – kwam versterken. Onze eenvoudige reisgidsjes van weleer werden dankzij hem mooie gedetailleerde parels, vaak in 3 volumineuze delen. Had het gekund stak hij er van elke hotelkamer nog een elektrisch- en veiligheidsschema bij. Ooit vroegen wij hem of hij ook genoot van die prachtige reizen die we maakten?
Zijn antwoord: als de mensen genieten, geniet ik ook. En vind je het eten lekker, Marcel?
Nuchter en een beetje cynisch antwoord : voor mij smaakt alles hetzelfde.
Als bestuurslid van Seniorpix – de vereniging van piustiengepensioneerden – zorgde hij ervoor dat de thuissamenkomsten in zaal De Koekoek nog steeds kunnen doorgaan. Daar was hij onze rots in de branding: planningen maken, contactenleggen, uitnodigingen in een mooie format gieten. Zo getalenteerd, zovele ideeën. Hij was recht door zee, geen poespas maar wel luisterbereid om tot compromissen te komen. We mogen ook niet vergeten dat hij gids was voor de historische rondleidingen op Fort II in Wommelgem, alweer met hart en ziel en veel kennis en aandacht voor kinderen.
Wie zijn blogs las weet dat hij een erudiet en vaardig schrijver was met veel oog voor emotie en soms verrassende inzichten. Waar hij voor tekende, smeet hij zichzelf volledig of het nu secretaris was voor de politieke verkiezingen of medepresentator van de scoutsquiz in Ruisbroek, ook als medestichter van de grote Piustienquiz en trouw lid van ons Sintjozefsgeno(o)tschap op school, enz. enz.
Beste Marcel, jij had een groot hart maar jammer, het was niet sterk want we hadden je nog graag veel langer bij ons gehad. Die onvoorwaardelijke liefde en engagement voor Pius X en zovele andere dingen..., het siert je. Ik zeg dit zeer graag namens Monique, Paul, Jan, Peter, Reinhart, Fred, Erik, Paul, zovele anderen en mezelf. Beste familie, jullie man, vake, opa was een fijne kerel. En jij beste Celle, goede vriend, elke piustiener blijft jou in zijn hart dragen en verdomd, nu moeten we onze problemen zelf oplossen, fixer!
Zowat 25 jaar geleden vernamen we dat je noodgedwongen alle contacten met bijna je hele netwerk van
Pius X-collega’s wilde stopzetten. Aan onze jarenlange professionele, maar ook vriendschapsrelatie kwam zo bruusk een einde. Ik had het daar toen, en ook nog lang daarna, heel lastig mee om het te aanvaarden.
In het schooljaar 1968-1969 heb ik je leren kennen in mijn laatste regentaatsjaar als een gedreven en vakkundig economieleraar. Je had net een schooljaar als adjunct-directeur achter de rug, een functie die je helemaal niet lag.
Toen ik kort nadien zelf, samen met de start van het VSO, aan een Pius X-loopbaan begon, begon ook een jarenlange zeer intense samenwerking. Wekelijks volgden en beoordeelden we samen de oefenlessen van de studenten of volgde en besprak je met de aspirant-leraars mijn typelessen. Je legde aan de studenten een duidelijk stramien op betreffende hun voorbereiding en bordplan, zij wisten wat je van hen verwachtte. Je was onverbiddelijk voor lesgevers die hun voorbereiding verwaarloosden en daardoor een povere indruk nalieten, maar tegelijk ook vol lof voor diegenen die konden overtuigen als toekomstig leraar. Je werd door de studenten heel erg gewaardeerd en op handen gedragen. Professioneel werd het normaal dat we steeds op elkaar konden rekenen.
Toen ik, bijna als vanzelfsprekend in die VSO-tijden, samen met enkele collega’s, begon aan een carrière als auteur van economieleerboeken, was je steeds paraat om onze teksten na te lezen en te corrigeren waar nodig. Je deed dat zeer grondig en met alle plezier, zonder dat daar iets tegenover stond.
Wij werden niet alleen collega’s, maar ook vrienden buiten het schoolverband. Wij genoten van de vele etentjes met de economisten, maar ook van de meerdaagse fietstochten, je favoriete hobby!
Toen ik zelf zwaar ziek werd, en maandenlang buiten strijd was, stelde je zelf voor mijn 18-jarige zoon te leren autorijden. Hij slaagde schitterend voor zijn examen. Bovendien heb je in die tijd spontaan aangeboden het onderhoud van mijn tuin te verzorgen.
Je zoon, Johan, vertelde me dat je de laatste jaren van je leven emotioneel zwaar in de put zat. Ik vind het zo spijtig dat ik je niet tot steun kon zijn.
Je hebt nu de rust gevonden die je zo lang vruchteloos opzocht. Het ga je goed!
Een beknopte samenvatting maken van een zeer mooi en rijk gevuld leven van Marcel is geen eenvoudige opgave. Daarbij komt nog dat, Marcel kennende, hij mijn tekst met zeer veel aandacht mee zal volgen om te zien of er geen onjuistheden in voorkomen. Marcel, ik zal een poging wagen, maar vergeef mij als hier of daar toch iets niet helemaal zou kloppen.
Marcel werd geboren op 6 november 1930 en overleed 7 januari 2020 op 89-jarige leeftijd. Hij was de trotse vader van een groot gezin met vijf kinderen, twee zonen en drie dochters. Zijn echtgenote Maria-Louise nam de zware zorg voor de opvoeding van hun kinderen voor het grootste gedeelte op haar schouders.
Marcels beroepsleven leven kan men indelen in drie grote fasen: leraar, vakbondsafgevaardigde en lid van de inrichtende macht. Deze drie fasen overlapten elkaar, maar liepen ook als vanzelf in elkaar over.
Als leraar behaalde hij in 1954 zijn diploma aan de wetenschappelijke afdeling van de Katholieke Normaalschool Pius X. Deze school blijft verder als een rode draad doorheen zijn drie levensfasen lopen. In hetzelfde jaar begon hij als leraar wiskunde in de Middelbare Oefenschool en leraar wiskunde en economie in het hoger secundair onderwijs van het Pius X instituut. In de periode 1959–1969 gaf hij ook nog les aan het Mater Dei Instituut in Brasschaat, het Sint-Norbertusinstituut in Antwerpen en het Maria Boodschapinstituut op de Jan de Voslei.
Het duurde niet lang of Marcel werd vakbondsafgevaardigde in het Pius X- Instituut. Hij werkte er toen nauw samen met Frans Ickx, ook een sociaal sterk bewuste man. In die periode was hij reeds actief en mede verantwoordelijk bij OSKAMINO, oud-studenten vereniging van de Katholieke Middelbare Normaalschool.
Als vakbondsafgevaardigde kreeg zijn opdracht in 1963 een grote wending. Frans Ickx kreeg in het Bisdom Antwerpen een opdracht met onderwijsbevoegdheid, en zo werd Marcel zijn opvolger en rolde hij steeds dieper in het echte vakbondswerk. Eerst lid van het paritair comité van het normaalonderwijs, vervolgens verslagever van het Hoofdbestuur van CVMNO. Binnen datzelfde hoofdbestuur werd hij achtereenvolgens Nationaal voorzitter en drie termijnen Vlaams vleugelvoorzitter. Als vakbondsman heeft hij actief geijverd voor de kwaliteit van het onderwijs, de echte revalorisatie van de wedde in het begin van de jaren 70 en voor het tot stand komen van een eengemaakte onderwijsvakbond COC. Marcel was een veelzijdig man. Kenmerkend voor hem was zijn grote deskundigheid, zijn zin voor verantwoordelijkheid en zijn geloof in inspraak.
Vanaf 1988 werd Marcel volledig vrijgesteld voor begeleidingsopdracht in het secundair onderwijs en later als pedagogisch adviseur in de Pedagogische begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs in de Guimardstraat. Hiermee starte dan ook stilaan zijn derde levensfase, namelijk als lid van de inrichtende macht.
In 1995 ging Marcel met pensioen, maar hij bleef actief in de onderwijswereld en nam heel wat verantwoordelijkheden op zich. Hij werd lid van de inrichtende macht van het Bisdom Antwerpen en was actief in de scholengemeenschappen, de regio, het gewest, het diocees, de provincie en de gemeenschap. Hij bleef steeds nauw betrokken bij het bestuur van het H. Pius X – Instituut in goede verstandhouding met toenmalig directeur Karel Raeymaekers. In die functie volgde hij nauwgezet de uitbreiding van de gebouwen tot in hun eindfase in 2018-2019.
Marcel was een trouw en actief lid van Senior PIX. Ik had het voorrecht om samen met hem in die periode nog met een zekere regelmaat te gaan biljarten. De laatste twee jaren ging het echt wat moeizamer. Zijn vrouw Marie-Louise was steeds bezorgd als ik Marcel ophaalde voor een namiddagsessie met biljarten, maar blij als ik hem na een ontspannende namiddag veilig en wel terug bracht. Marcel, bedankt voor die fijne en gezellige namiddagen, waar wij naast biljarten, ook vele herinneringen en ervaringen uitwisselden. Mij is vooral bij gebleven hoe hij steeds met enthousiasme vertelde over zijn vijf kinderen en meer dan 25 kleinkinderen en achterkleinkinderen. En hoe zij er samen in slaagden om jaarlijks rond nieuwjaar deze grote familie samen te brengen.
Toen ik als leerling van het H. Pius X-Instituut als broekje in het tweede jaar – toen de 5de moderne – van de middelbare normaalschool zat, was hij mijn leraar Nederlands: streng maar rechtvaardig, eigenzinnig maar creatief, apart maar steeds bevlogen. Hij leerde ons dat het vak Nederlands meer was dan een optelsom van grammaticale regeltjes, saaie dictees en vervelende taaloefeningen.
Nederlands was voor hem een levende, een allesomvattende taal die in gesproken en geschreven vorm niet alleen de realiteit maar ook onze dromen, onze fantasie boetseerde. Hij was tevens een geïnspireerde voorganger in de literatuur. Zijn liefde voor “het boek” beleed hij in al zijn lessen. Bovendien was hij een begenadigd acteur. Ik vergeet nooit zijn rol in Scapin van Molière dat we maakten met het lerarentoneel samen met die andere coryfeeën Walter Huygehebaert en Marc Fransen. Het waren onvergetelijke avonden!
Toen het VSO vorm kreeg op Pix werd onze samenwerking geïntensifieerd. Wij zouden de “nieuwe vakken” Nederlands-Expressie en Dramatische Werkvormen inhoud en vorm geven in de Werkgroep Opvoedkundig Drama van de (toenmalige) K.U.Leuven. Na talrijke vergaderingen, trainingen en Bremberg-sessies werd het werk afgerond met een internationaal congres in Leuven (april 1981) dat de basis legde voor de leerplannen van “Opvoedkundig drama in het secundair onderwijs en in de lerarenopleiding”. Luc drukte onmiskenbaar zijn stempel op het geheel en was een onvermoeibare, gewaardeerde én kritische collega. Een nooit verstarde persoonlijkheid, een leraar-voorganger die nieuwsgierig bleef en zeker naliet om nieuwe problemen met oude oplossingen te lijf te gaan. Zijn motto had kunnen luiden:
"Wie een berg sloopt bouwt een nieuwe berg
want niets gaat verloren, alles helpt". (Peter Verhelst)