Vers gebakken in Rome, priester gewijd en een jaartje gesudderd als dienstplichtig aalmoezenier in Kassel, werd ik in september 1965 in Pius X ‘geparachuteerd’ als leraar godsdienst en godsdienstdidaktiek aan het regentaat. Ik moest daar op mijn eentje de opleiding tot godsdienstleraar (als derde vak) invullen, terwijl ik zelf nooit iets daarover had gekregen in mijn opleiding. Overigens was ik tot november officiëel nog dienstplichtig en dus militair. Ik werd aangesteld als adjunct van opperaalmoezenier Cammaert en kreeg van hem de opdracht om naar Pius X te gaan. Ik moest dringend Fille Ceurvelt vervangen die al vertrokken was naar het ACW. Zo ging dat toen! Inhoudelijk vond ik mijn benoeming onverantwoord, omdat ik daar helemaal niet op voorbereid was. Als priester had je echter niets in te brengen en het was natuurlijk een grote eer.
Ik kwam terecht in een groep van 10 priesters, waarmee ik op de school woonde. Het was een wonderlijke verzameling van verschillende leeftijden en leefstijlen, van Robert Heens tot jaargenoot Rob Kustermans. Er werd goed gegeten en er was een goede wijnkelder. De geestelijke contacten waren feitelijk beperkt tot de jongste vijf. Met Rob Kustermans was ik verantwoordelijk voor de internen, Rob voor die van de LNS (Lagere Normaalschool), ik voor die van de MNS (Middelbare Normaalschool). Dat was me niet verteld op voorhand, maar het viel wel mee. De voorbereiding van de lessen was veruit de zwaarste taak. Ik had alle vrijheid, maar moest alles vanuit het niets opbouwen. Het was wel een boeiende tijd, waarin het hele denken over geloof en godsdienstonderwijs radicaal vernieuwd werd in het spoor van het Vaticaans Concilie. Dat had ik van dichtbij meegemaakt in Rome. Gelukkig had ik ook collega Jos Goos, die net al zijn lessen weggegooid had en opnieuw begon. Hij had het in zijn vingers en van hem heb ik het vak geleerd. Het was een genot om zijn modellessen in de oefenschool mee te maken. Zó was het goed! Vanuit die praktijk kon ik de theorie opbouwen. Het waren wel tropenjaren en als ik nu terugkijk op wat ik toen aan lesmateriaal geproduceerd heb, snap ik niet hoe ik dat toen klaargekregen heb. Het waren ook lange en zware dagen, dikwijls met hoofdpijn naar bed. Het interessants waren de lessen voor de ‘keuzevakkers’, diegenen die godsdienst als derde vak kozen voor de opleiding. Zeer boeiend publiek, waarbij ook iemand die al onderwijzer was en ouder dan ikzelf. Vooral diegenen die ook exacte vakken hadden - wiskunde, fysica, biologie – vond ik meestal boeiende studenten. De algemene lessen godsdienst die alle studenten moesten volgen, waren soms erg moeizaam. Niet alle studenten hadden er zin in en er was geen direct verband met de opleiding tot leraar.
De collega’s van het regentaat (MNS) vormden een aangename groep met veel deskundigheid. Velen bleven ’s middags eten en aan tafel hadden we boeiende gesprekken. Met een klein clubje ontstond de gewoonte om af en toe na het eten bij mij op de kamer koffie te drinken. Ik herinner mij dat daar o.a. Michel Thys, Jan De Craene en Sim Daems regelmatige bezoekers waren. Bij de priester-collega’s had ik zeer goed contact met Rob Kustermans en Jos Goos. Na het avondeten wat rondjes wandelen door de tuin van de school, soms naar het Nachtigaalpark, en vóór het slapen samen een slaapmutsje op de kamer van Rob. Soms hoorden Ludo Dockx en directeur Karel Raeymaekers daarbij.
Als zeer waardevol heb ik de oefenschool ervaren (de MOS) die aan het instituut verbonden was en waar we iedere woensdag een halve dag met de studenten van de opleiding verbleven. Zeer bekwame collega’s waren daar als leraar aan verboden en gaven voor ons modellessen en typelessen. De studenten gaven daar al na een paar weken oefenlessen, die dan uitvoerig besproken werden. Voor godsdienst waren daar Jos Goos en Ludo Van Bouwel, uitstekende collega’s waar ik intens mee samenwerkte en al snel ging werken aan uitgave van lessen. Vele jaren hebben we met veel plezier samengewerkt aan de Katechetische Units bij uitgeverij Patmos (later Pelckmans) en ook aan een nieuw leerplan voor het vak in de middelbare school. Met Ludo en de andere leden van de werkgroep van die uitgaven heb ik nog regelmatig contact als blijvende vrienden. Er waren overigens veel leraren van de MOS die meewerkten aan uitgaven van lessen. Pius X was in die tijd leidinggevend in de voortdurende vernieuwing van het onderwijs, vooral van de vakdidactiek.
Ik heb zeer goede herinneringen aan mijn 9 jaar Pius X, een periode die jammer genoeg afgebroken werd toen ik moest vertrekken vanwege mijn huwelijksplannen. Het ironische was dat ik van daaruit ging werken als directe medewerker van de bisschop van ’s Hertogenbosch. Daar kon het wél. Ik heb verder genoten van wat ik op Pius X geleerd en uitgewerkt heb, samen met de collega’s.
Jef De Schepper