Vanheessen Luc

° 09.12.1931

† 14.01.2020

leraar Nederlands


Tja, wat wil je dat er over Luc verteld wordt?
Heb je een minuutje….. of heb je een hele dag?

Ik kwam naar Pius X, naar de toenmalige MOS en Luc was mijn leraar Nederlands en mijn titularis.
Ik kwam van het strenge St.-Lievenscollege en door het open onderwijsklimaat in Pius X bloeide ik helemaal open!
Luc heeft daar in niet geringe mate toe bijgedragen: de les Nederlands was geen opeenhoping van woord- en zinsontledingen maar werd een uitgelezen gamma aan stijloefeningen. Wij werden ingeleid in de wereld van Toon Hermans en het edele spel van de biljart, opgesmukt met wat Nederlandse taalvirtuozen hierover wisten te vertellen!

Ik ging enkele jaren mee op schoolkamp en leerde dat leraren als Luc, Jos Goos en vele anderen op kamp veranderden in opvoeders, kampleiders en humoristen.

In het hoger middelbaar vroeg Luc aan enkele oudere leerlingen of we als leider mee wilden op schoolkamp. De periode werd bij Luc thuis voorbereid maar door omstandigheden werd het kamp gecanceld.
Luc vroeg mij om mee te werken aan het schooltoneel om mee het decor te bouwen en te souffleren maar ook dit project viel in het water.

Ondertussen had Luc een groepje oud-leerlingen van hem rond zich verzameld en hij zij steeds; “Ik ben de grote Woef en jullie zijn de klein woefkes.”
En zo is het gebleven, een warme vriendschap met Luc als centrale figuur: Luc Nelemans, Alex Breda, Gie Schuddinck en Ikzelf.
Luc Nelemans begon als onderwijzer maar schakelde, samen met zijn vrouw Lea, over als zelfstandig boekbinder.
Alex Breda en Gie Schuddinck werden eveneens onderwijzer respectievelijk in Merksem en Brasschaat.
Ikzelf studeerde verder als maatschappelijk assistent en werkte bij de sociale dienst van de politie jeugdbrigade in Antwerpen.
Ieder van ons bleef Luc bezoeken of hij kwam bij ons en één keer per jaar kwamen we, om beurt, allemaal samen bij mekaar.

Enkele jaren geleden vertrok Luc Nelemans echter naar de Westhoek en Alex overleed aan een slepende ziekte; de hechte groep werd wel heel klein.

Luc raakte wat op de sukkel en stilaan raakten Gie en ik ervan overtuigd dat hij begon te dementeren… Zielig hoe zo’n erudiet man verkommerde…

Hij wilde zich echter niet laten helpen tot hij 4 jaar geleden totaal verward op straat werd gevonden en werd overgebracht naar ZNA Joosten in Zoersel.
Hij kon zich niks herinneren en gelukkig vond men mijn telefoonnummer in zijn portefeuille zodat men toch iemand kon verwittigen want Luc heeft, buiten een verre neef die in Spanje verblijft geen familie.

Gie Schuddinck en ikzelf bezochten hem om de 2 maanden en een tijdje ging het goed met Luc.
Stilaan ging hij echter achteruit en herkende hij ons niet meer en op 14 januari kreeg ik telefoon van zijn bewindvoerder dat Luc vredig was overleden…

Ondertussen was echter het petekind van Luc, Anthe, boven water gekomen. Deze vrouw is de dochter van een andere oud-leerling, Mark Smolenaers, later regent Nederlands die samen met Luc enkele leerboeken Nederlands heeft bijeen geschreven.

Wij drie, Anthe, Gie Schuddinck en ikzelf hebben het afscheid van Luc bij de begrafenisondernemer ter harte genomen.
We gaven er de voorkeur dit afscheid in beperkte kring te houden, we hadden er geen flauw idee van wie we konden verwittigen.
Het lichaam van Luc werd gecremeerd en de as werd in een kartonnen urne, samen met enkele beukennootjes, begraven in het urnebos van de begraafplaats St.-Antonius Zoersel.
’s Avonds zijn we met z’n drieën gaan eten in Luc ’s stamrestaurant bij de kathedraal.

Luc zal mij altijd bijblijven. Hij heeft er mee voor gezorgd dat ik ben geworden tot wie ik nu ben.

Ik ben fier om Luc gekend te hebben.

Antwerpen, 6 februari 2020

Luc van Jole

 

Ik heb Luc gekend als leraar, geëngageerde collega en vriend.

Toen ik als leerling van het H. Pius X-Instituut als broekje in het tweede jaar – toen de 5de moderne – van de middelbare normaalschool zat, was hij mijn leraar Nederlands: streng maar rechtvaardig, eigenzinnig maar creatief, apart maar steeds bevlogen. Hij leerde ons dat het vak Nederlands meer was dan een optelsom van grammaticale regeltjes, saaie dictees en vervelende taaloefeningen.

Nederlands was voor hem een levende, een allesomvattende taal die in gesproken en geschreven vorm niet alleen de realiteit maar ook onze dromen, onze fantasie boetseerde. Hij was tevens een geïnspireerde voorganger in de literatuur. Zijn liefde voor “het boek” beleed hij in al zijn lessen. Bovendien was hij een begenadigd acteur. Ik vergeet nooit zijn rol in Scapin van Molière dat we maakten met het lerarentoneel samen met die andere coryfeeën Walter Huygehebaert en Marc Fransen. Het waren onvergetelijke avonden!

Toen het VSO vorm kreeg op Pix werd onze samenwerking geïntensifieerd. Wij zouden de “nieuwe vakken” Nederlands-Expressie en Dramatische Werkvormen inhoud en vorm geven in de Werkgroep Opvoedkundig Drama van de (toenmalige) K.U.Leuven. Na talrijke vergaderingen, trainingen en Bremberg-sessies werd het werk afgerond met een internationaal congres in Leuven (april 1981) dat de basis legde voor de leerplannen van “Opvoedkundig drama in het secundair onderwijs en in de lerarenopleiding”. Luc drukte onmiskenbaar zijn stempel op het geheel en was een onvermoeibare, gewaardeerde én kritische collega. Een nooit verstarde persoonlijkheid, een leraar-voorganger die nieuwsgierig bleef en zeker naliet om nieuwe problemen met oude oplossingen te lijf te gaan. Zijn motto had kunnen luiden:

“Wie een berg sloopt bouwt een nieuwe berg
want niets gaat verloren, alles helpt.”  (Peter Verhelst)

Gommer Van Rousselt

 

Luc Vanheessen in ‘Den Breydel’

Wat voor Voltaire de mondaine salons van de adellijke Françaises zijn geweest dat waren voor Luc Vanheessen de woensdagnamiddag reünies van de MOS-collega’s in café ‘Den Breydel’.

Meer nog dan in het leraarslokaal, waar de plotse verschijningen van directeur Hasenbroekx het roekeloze woordgebruik en het uitbundige appel eten direct temperden, kon Luc hier, aangemoedigd door een sympathiserende patron, zijn talenten ten volle ontplooien. Zowel op het gebied van de levenskunst, die bleek uit de oordeelkundige opeenvolgende bestellingen, als op het terrein van de intellectuele bespiegelingen, waarin hij met onderdrukt geduld diegenen begeleidde die hun gedachten moeilijk onder woorden konden brengen, was Luc onovertroffen.

Wat onze positie aanzienlijk verzwakte was het feit dat Luc als enige collega een wagen, een Volkswagen kever, bezat. Daardoor arriveerde hij steevast als eerste in het café en kon zich dan comfortabel installeren op de meest strategische plaats, vanwaar men zowel de biljarttafel, de toog als de inham, bestemd voor de gedempte vertrouwelijke gesprekken van de syndicale afgevaardigden, kon overzien. De fietsende collega’s, die nog zaten te wachten op hun jarenlange achterstallige vergoedingen voor overwerk en die voorlopig slechts konden dromen van een Dafje of een Bella, kwamen bovendien zwetend en dorstig toe en lieten zich maar al te graag een eerste welkome, maar ook verplichtende, traktatie welgevallen.

Vooral aan de biljarttafel was Luc indrukwekkend en ongenaakbaar. Zijn keu naar beneden gericht, zoals het geweer van een jager die geen voortijdig schot wil lossen, zwierf hij doodgemoedereerd rond het groene laken en toonde hij, na de gepaste haltes en gebogen analyses, de verbijsterende vindingrijke oplossingen voor de aartsmoeilijke driebandfiguren. Ondertussen ontging hem echter niets van de gedachtewisselingen van de collega’s en medespelers, die noodgedwongen met veel geduld, op hun keu leunend, in ijdele hoop hun beurt stonden af te wachten. Met een meewarige grimas voor diegenen die het weer eens hadden over boeken die ze duidelijk niet of althans slecht gelezen hadden, nam hij gezwind het woord over om de details recht te zetten zonder ook maar een ogenblik zijn concentratie op de caramboles op te geven. Ook de mannen van het syndicaat, die in hun inham op gedempte toon hun geheime samenzweringen probeerden verdoken te houden, moesten het regelmatig ontgelden met vernietigende commentaar en absolute veto’s. Ondertussen liet hij zonder verpinken de gehoorzame biljartballen de meest onmogelijke figuren realiseren. Aan dit meesterschap viel niet te tornen en men moest dankbaar zijn voor deze intense momenten waarop men veel kon bijleren.

Als dan het merendeel van de gehuwde collega’s reeds vertrokken was, in een volgorde waaruit men gemakkelijk het temperament en de karaktertrekken van de betreffende echtgenotes kon afleiden, ontstond er voor de moedige treuzelaars een bevoorrecht moment om van nabij het volle licht van dit genie over zich te laten schijnen. De laatblijvers die, bij het voor de zoveelste keer opgewarmde eten, het humeur van hun eega’s probeerden te sussen met Lucs bevlogen verhalen stonden echter voor een muur van vrouwelijk onbegrip, iets wat Luc zelf als vrijgezel bij zijn thuiskomst niet hoefde te vrezen.

Rik Verhulst ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Luc.